Hugendubel.info - Die B2B Online-Buchhandlung 

Merkliste
Die Merkliste ist leer.
Bitte warten - die Druckansicht der Seite wird vorbereitet.
Der Druckdialog öffnet sich, sobald die Seite vollständig geladen wurde.
Sollte die Druckvorschau unvollständig sein, bitte schliessen und "Erneut drucken" wählen.
E-BookEPUBePub WasserzeichenE-Book
250 Seiten
Niederländisch
Books on Demanderschienen am25.04.20231. Auflage
Nog tijdens Jacob Israël de Haans leven raakten zijn romans vergeten, en hij ging over op de dichtkunst. Al vanaf 1900 had hij jeugdwerk gepubliceerd, maar vanaf 1914 kwamen voldragen bundels uit met gedichten die vaak opnieuw homoseksualiteit tot onderwerp hadden: Libertijnsche liederen (1914) en Een nieuw Carthago (1919) zijn beide geïnspireerd door romans van Georges Eekhoud, de Belgische schrijver die de inleiding had geschreven voor Pathologieën. Tevens maakte De Haan het Jood-zijn tot zijn thematiek, zoals al blijkt uit de titel van zijn tweedelige Het Joodsche lied. Het bekendst bleven de postuum uitgegeven Kwatrijnen, een omvangrijke bundel intieme, gevoelige poëzie. Mede om zijn gedichten, emotioneel, eigenzinnig, met een persoonlijke ritmiek, is De Haan een bekend schrijver gebleven. (Wikipedia NL)

Jacob Israël de Haan (Smilde, 31 december 1881 - Jeruzalem, 30 juni 1924) was een Nederlandse schrijver, dichter, publicist, rechtsgeleerde en (anti-)zionist. Hij emigreerde in 1919 als zionist naar Palestina. Hij werd daar op 30 juni 1924 vermoord door Avraham Tehomi, in een terroristische aanslag van de Joodse paramilitaire organisatie Hagana. (Wikipedia NL)
mehr
Verfügbare Formate
TaschenbuchKartoniert, Paperback
EUR14,90
E-BookEPUBePub WasserzeichenE-Book
EUR8,99

Produkt

KlappentextNog tijdens Jacob Israël de Haans leven raakten zijn romans vergeten, en hij ging over op de dichtkunst. Al vanaf 1900 had hij jeugdwerk gepubliceerd, maar vanaf 1914 kwamen voldragen bundels uit met gedichten die vaak opnieuw homoseksualiteit tot onderwerp hadden: Libertijnsche liederen (1914) en Een nieuw Carthago (1919) zijn beide geïnspireerd door romans van Georges Eekhoud, de Belgische schrijver die de inleiding had geschreven voor Pathologieën. Tevens maakte De Haan het Jood-zijn tot zijn thematiek, zoals al blijkt uit de titel van zijn tweedelige Het Joodsche lied. Het bekendst bleven de postuum uitgegeven Kwatrijnen, een omvangrijke bundel intieme, gevoelige poëzie. Mede om zijn gedichten, emotioneel, eigenzinnig, met een persoonlijke ritmiek, is De Haan een bekend schrijver gebleven. (Wikipedia NL)

Jacob Israël de Haan (Smilde, 31 december 1881 - Jeruzalem, 30 juni 1924) was een Nederlandse schrijver, dichter, publicist, rechtsgeleerde en (anti-)zionist. Hij emigreerde in 1919 als zionist naar Palestina. Hij werd daar op 30 juni 1924 vermoord door Avraham Tehomi, in een terroristische aanslag van de Joodse paramilitaire organisatie Hagana. (Wikipedia NL)
Details
Weitere ISBN/GTIN9783757835972
ProduktartE-Book
EinbandartE-Book
FormatEPUB
Format HinweisePub Wasserzeichen
Erscheinungsjahr2023
Erscheinungsdatum25.04.2023
Auflage1. Auflage
Seiten250 Seiten
SpracheNiederländisch
Artikel-Nr.11587310
Rubriken
Genre9200

Inhalt/Kritik

Leseprobe


Afreis

Dat een snelle zeiler »Vlaardingen« heet,

En ligt afgetuigd in de Maas op stroom.

Is het Leven, Verlangen of een Droom?

O, Lied, dat Droom en Leven vereend weet.

Jeruzalem

De stem van Jeruzalem: door de dagen

Roept Jeruzalem, door den donkren nacht.

Als Moeder troost, wanneer haar zonen klagen,

Zóó troost die Stad der Steden onze klacht.

Londen

Maar de stem van Londen. In u verloren

Valt elke schoone stem. Eén wild geweld.

Boven de lucht, onder den weg, de sporen

Waarlangs het leven naar den afgrond snelt.

Londen

Vóór het vale dageraden

Drijft het Lot mij langs uw Straat.

Al uw schatten, al uw daden

Zonder baat.

Ochtend in Londen

Hijgende stem van het onheilig Londen,

Wat zijt ge bij de Stilte van mijn Lied?

Wat heeft de zwerver ooit bij u gevonden

Des ochtends, dat hem 's avonds niet verliet?

Avond in Londen

De dag verzwaart. De hemel wordt al duister.

Ik denk nu aan de stilte van ons Land.

Terwijl gij de schamelheid van uw luister

Rood tegen de breedten des hemels spant.

De dood van Londen

O, Londen: ziet gij dan uw Meester niet,

Die even zeker u stil maakt als mij?

Terwijl uw leven snel als water vliet

Gaat Hij voorbij.

Gezicht op Londen

Londen: wat vond één genieter der nachten

Bij u, dat hem ook in den dag nog baat?

De vale schijn van uwe valsche prachten.

Uw drift, die toch machtloos vergaat.

De dood

Want alle menschen, die daar rustloos drijven,

Zien zij den Meester niet?

Hij gaat voorbij. Ik voel verstijven

Mijn bloed en mijn Lied.

Eetwagen

Hij dronk den wijn. Ik zag de zonnestralen

Eén eeuwig oogenblik verspelen in zijn glas.

Hij zal nooit weten (God weet waar wij dwalen!)

Dat ik de Dichter van zijn wijnkelk was.

In den trein

Geen naam. Geen woord. Ik weet slechts, dat hij lachte,

Hij lachte, toen hij haastig langs mij ging.

Nu door de dagen en de nachten

Martelt herinnering.

Nachttrein

Een luitenant, maar niet meer dan een knaap.

Wij reisden samen des nachts in den trein.

Wat lot genoot hij lachend in zijn slaap?

Terwijl ik waakte en kromp van pijn.

Ontwaken

Ik wachtte tot hij waakte, en toen, ik schreef,

Mijn weinig woorden op, terwijl hij lachte.

Wij scheidden, maar ik zweer: zoolang ik leef

Zal ik 't wonder van 't wederzien verwachten.

Droefheid

IJdel zijn veel, ijdel zijn weinig woorden.

IJdel is 't Lied, dat ik gelukkig zing.

Voor één oogenblik, dat mij fel bekoorde,

Martelt eeuwig herinnering.

Weemoed

Nooit zult gij weder denzelfden wijn drinken

Als hedenavond. Nooit breekt gij meer open

Dezelfde vruchten. Al uw liefde en hopen

Verzinken.

Rome

De Eeuwige Stad. O, Lied, wat is er eeuwig?

Van Rome naar Jeruzalem reisde ik

Langs zeeën diep en bergen bar en sneeuwig:

Ik vond niets eeuwig dan het oogenblik.

Napels

Hier voel ik weer het lieve leven lichter

En vindt mijn hart, van wroeging vrij, weer vreugd.

Hier ben ik weer de onbekommerde Dichter

Van zon en zee, van jok en jeugd.

Aan Frederik van Eeden

O, Vriend, dragen uw dagen zwaar in 't Noorden,

Van droevig werk en wrange zorgen.

Hier bloeit Napels langs zijn ruischende boorden

En is er zon vanaf den morgen.

Bedeljongens

Zij hebben zeker niets dan hunne kleederen

Sierlijk geslagen om hun lijf.

Maar o, hoe zij mijn hart vertederen

Met hun blikken en hun bedrijf.

Een monnik

Een monnik: diep in zijn gebeden.

Ik kwam. Hij keek. Ik werd bewogen.

Gods hemel lachte nooit zoo in aardsche oogen

Wat schrikkelijk verleden sleept hij mede?

Het huis aan de zee

Wanneer ik waak uit mijn bloeiende droomen,

Hoor ik het weidsche zeegeruisch.

Deed God of het Toeval mij komen

Naar dit gelegen Huis?

Rust

Het ruischen van den regen hoor ik niet

Door het ruischen van de Zee.

Ademloos luistert mijn Lied.

Soms ruischt de zeewind mee.

»Rose-Castle«

Hij ligt op stroom, de stoute stoomer,

Voor de overtocht gereed gemaakt.

Leef ik in Napels, of ben ik een Droomer,

Die straks in Amsterdam ontwaakt?

Vertrouwen

Neen: ik benijd u niet de rust van 't klooster

En niet de veiligheid van uw bestaan

Als mijn Moeder is nog mijn God mijn trooster;

Ik durf weer door dagen en daden gaan.

Troost

Klaag niet over ons ontmoeten,

Klaag niet over onze scheiding

't Is alles één en de eindlijke verblijding

Zal 't bitter leed verzoeten.

Verblijden

Wolken, bergen, droom en daden,

Kan ik nauwlijks onderscheiden.

Maar ik ga langs al mijn paden

In een bezonnen verblijden.

Branding

De Zee breekt over de schuimende keien,

De Eeuwigheid luistert naar zijn Lied.

Wanneer mijn Liederen schreien

Luistert de Eeuwigheid niet.

Berusting

Vraag niet naar veilig of onveilig

Want in Gods wil is alles één.

Langs lusten heilig en onheilig

Voert Zijne Liefde mij naar Jeruzalem heen.

Verlaten

Hoe zal het Woord, het al-gemeene

Beelden wat ons beiden verbindt?

Nacht breidt zich over de zee henen,

En door het scheepswant waait de wind.

Vrede

Ik luister naar de Zee.

Luistert de Zee naar mij?

Glimlachend langs de zilvren ree

Mijmert de Tijd voorbij.

Onveilig

In een lichte duizling leef ik.

Mijn leven schuimt als de Turijnsche wijn.

Voor mijn ziel en zinnen beef ik.

Waar zal het einde van mijn zwerven zijn?

De regenboog

Wie zal in de regenboog scheiden

Den regen van de zon?

Zóó dacht ik, dat ons beiden

Niets scheiden kon.

Een matroos

Een lichtmatroos: zijn donkre haren,

Zijn oogen bloeien, zijne wangen blozen.

Denk niet aan de duizenden lichtmatrozen,

Die jong en schoon als deze waren.

De dood langs via Partenope

Napels: 't leven drijft driftig heen,

Langs vlotte vreugd en luide lust.

Groot en onzichtbaar gaat er Eén,

Die alles voert tot rust.

Een jongen

Een bonte groentekar, daarvóór een ezel,

Een jongen staande en hij stuurt trotsch en stout.

Hij spant iedere spier en iedre vezel,

Terwijl hij het koppig dier binnenhoudt.

Een vrome

Al uw Zonen zijn leerlingen van God.

En heerlijk is de vrede van uw Zonen.

Zij vertrouwen op Hem in ieder Lot,

Niet vragend naar beloonen.

Zelfmoord

Toen scheidde ons het Leven.

Thans scheidt ons de Dood.

Gij rust. Ik word gedreven

Langs wroeging, vreugde en nood.

Avond

Strepen van licht langs het land,

Aan de lucht een schijn van rood.

De Stad, die hijgt en brandt,

Wat is het Leven, Moeder, en wat is de Dood?

Een dienaar

Hij dient mij statig. Moest ik hem niet eerder

Dienen, die zóó veel schooner is?

Nooit had ik een Dienaar schuwer en teerder

Nooit voelde ik zóó mijn vreugde en mijn gemis.

Mijn dienaar

Als ik hem roep, zal hij mij gaarne geven

Twee sinaasappelen aan ééne tros.

Ik kan zijn oogen donker laten beven,

Zijn wangen gloeien doen van snelle blos.

Een spel

Ik zal de pracht der sinaasappels loven.

Hij zegt héél statig: »Si, Signor, geen land,

Dat mijn Land, Italië, gaat te boven

In overvloed, in schoonheid en verstand.«

Berusting

In dit spel van wind en water

Schouw ik peinzend héél den dag.

'k Vraag niet meer naar toen en later.

Ik draag wat er komen mag.

Onrust

Ik lees gedichten van Gutteling en van Perk.

Zij stierven. Als ik sterf, wie zal mij dan nog lezen?

Wat baat alles? Het Lied is menschlijk werk

Thans of later: 't zal eens vergeten wezen.

Havenroeiers

O, kon ik in de Maat van 't Lied,

De maat van mijn twee roeiers vangen.

Maar ach: het leven van mijn zangen

Is het leven van 't Leven niet.

Schoonheid

De Schoonheid kent niet anders dan het Schoone.

Hij acht geen Deugd, geen Eer.

Hij laat zich dwingen noch beloonen

Los van al wet en leer.

Na den regen

In den sidderenden waterdrop

Geeft zich des Hemels Eeuwigheid.

In elk bevende...
mehr